Hoewel ik bijzonder graag in Puyvelde woon, is Stekene letterlijk en figuurlijk nooit veraf. En dat is, realiseer ik me nu, altijd wel zo geweest. Ooit, langlanglang geleden, toen de dieren nog wollen mutsen droegen en Anton van Wilderode niet, organiseerde het Stekense studentenverbond een heuse Nacht van de Poëzie.
Tom Lanoye was een van de dichters en ook ik was geïnviteerd om voor te lezen, want ik had een paar dichtbundels gepubliceerd. Ik was 26 en leraar Nederlands, en de middelbare school in Beveren waar ik lesgaf, zou met twee andere scholen fusioneren, en een midden- en een bovenschool worden. De man die de middenschool zou leiden, heette Herman Heyse, een bekende Stekenaar die ik niet kende. Ik had hem wel al zien lopen: een kale, rijzige, stevige man. Hij zou normaliter dus een aantal jaren later mijn directeur worden.
Een geheugen is een selectief ding. Ik herinner me van die Nacht van de Poëzie vooral dat het een druk gedoe was en dat ik er een van mijn erbarmelijkste optredens ooit gaf. Murphy bleek van Stekense afkomst te zijn. Het was nog de tijd van de muziekcassettes. Ik had mijn optreden voor de Nacht goed voorbereid: één gedicht had ik thuis opgenomen op een cassette. Tijdens mijn voorleesbeurt moest iemand het cassetje op een afgesproken teken aanzetten, en zou ik mee lippen. Ik wilde het gedicht dus playbacken, waarna ik, midden in het poëem, het podium zou verlaten. Het leek me een fijne gimmick om het publiek lekker te verrassen, beet te nemen, ik keek er erg naar uit.
Die Nacht van de Poëzie had ik, voor mijn optreden, het cassetje ‘scherp gezet’ in de cassettespeler van de technicus. Hij wist wanneer hij de tape moest starten. Ik begon aan het eerste deel van mijn optreden. Omdat ik dergelijke voorleesmarathons wilde hekelen, besloot ik geen eigen gedichten, maar wel die van de Nederlandse dichteres Elly De Waard voor te lezen. Hiermee wilde ik bewijzen dat je als publiek op zulke avonden gewoon murw geslagen wordt met zoveel gedichten, dat je gewoonweg niet weet wat er wordt voorgelezen.
Maar bij het tweede gedicht dat ik las, ging het fout. Tom Lanoye, die voor zijn optreden ook een cassetje wilde laten spelen, had op de aan-knop van de speler geduwd. Het gevolg was dat, terwijl ik live stond voor te lezen, plotseling ook mijn opgenomen stem weerklonk. Ik besefte meteen dat de verrassing aan het einde van mijn optreden helemaal om zeep was. Ik las, geheel en al geambeteerd, nog één gedicht voor en zei: ‘Jullie weten vast niet dat ik niet mijn eigen gedichten heb voorgelezen, maar wel gedichten van Elly De Waard.’
Meteen weerklonk een stem uit het publiek: ‘Jaja, wij zijn allemaal dommeriken!!’
Waarna ik ogenblikkelijk repliceerde: ‘Dat blijkt wel, ja!’
Ik draaide me om en verliet het podium. Daar stond Tom Lanoye me op te wachten: ‘Sorry Frank, ik heb dat cassetje per ongeluk gestart, het was echt niet mijn bedoeling om je optreden te verknoeien.’ Ik keek hem vernietigend aan en zei: ‘Blijf in het vervolg met je fikken van al wat niet van jou is, gast!’
Toen ik van ellende aan de bar een biertje had besteld, kwam een schoolcollega van me helemaal in paniek naar me toe.
‘Frank, man, wat heb jij uitgestoken!’
‘Ik weet het’, zei ik, ‘het was een ramp. Tom Lan….’
‘Nee, dat bedoel ik niet. Weet je wie er daarnet heeft geroepen: wij zijn allemaal dommeriken?’
Ik haalde mijn schouders op.
‘Herman Heyse!’
Ik voelde het bloed uit mijn gezicht wegtrekken. Ik had zopas Herman Heyse, mijn toekomstige directeur, in zijn eigen gemeente, publiekelijk geschoffeerd!