In de reeks natuurgebieden die Stekene rijk is en waarvan vorig jaar in elke editie van de Gazet een regio aan bod kwam, kunnen we niet voorbij aan het meest centraal gelegen pareltje, op amper een steenworp van de kerk: het Steengelaag, in de volksmond ook gekend als de Gelaagputten of het Gelaag.
Een bewogen geschiedenis
Waar elders in Stekene een landduin (stuifzandrug) ligt, vind je in en rond het centrum een kleilaag, die tot 20m dik is. Dat vonden de paters van Boudelo fantastisch, en in 1223 kregen zij enkele percelen grond om te starten met de ontginning van klei voor het bakken van grote bakstenen, de zogenaamde ‘kloostermoppen’, om hun abdij in Klein-Sinaai te bouwen. Maar ook tot ver buiten Stekene werden deze kloostermoppen later onder impuls van de paters uitgevoerd via de Stekense Vaart en de Moervaart voor de bouw van abdijen waaronder de cisterciënzerinnenabdij van Oost-Eeklo. Het gastenverblijf staat er nu nog overeind.
De kleiontginning kreeg navolging en zo ontstonden her en der in de gemeente kleine kleiputten en steenbakkerijen, niet alleen voor baksteen, maar ook voor dakpannen en vloertegels. Zo zouden de dakpannen op de oudste gebouwen in Gent afkomstig zijn uit Stekene. In de middeleeuwen floreerde deze handel als nooit tevoren.
S.A. Tuilieries-Sainte Marie
In het Steengelaag is de ontginning pas begonnen in 1880 door de toenmalige S.A. Tuileries-Sainte-Marie. De nabijgelegen spoorweg en het station maakte de locatie interessant om op grote schaal bakstenen te transporteren. Aanvankelijk werd de klei met spades uitgegraven tot liefst 12 meter diep, en naar de droogloodsen gebracht die gebouwd werden aan de kant van de Bormte, waar nu de Gelaagwijk is gelegen, om vervolgens te worden gebakken in de ovens die naast de Bormte stonden, rechtover de vroegere directeurswoning, nu gekend als het Kastelenhof.
De oudste kleiput waar je nu rond kan wandelen tussen oude canadapopulieren en de huidige grote vijver werden volledig handmatig uitgegraven. Dit was zeer zwaar labeur, en de mannen die dit deden waren van geen kleintje vervaard. Pas in 1913 werd een kleibaggeraar, de ‘excavateur’ in dienst genomen en kwam de ontginning in een stroomversnelling terecht. Klei werd uitgegraven tot aan de IJzerhandstraat en de Nieuwstraat en daar stopte in 1978 de laatste ontginning. Dat was meteen het einde van bijna 800 jaar kleiontginning in Stekene. De excavateur, of wat er nog van overblijft, is nog een stille getuige in het landschap, een in Vlaanderen uniek stukje industriële archeologie.
Van motorcross tot natuurgebied
Je kan je nu afvragen hoe dit gebied tot een uniek stukje natuur is kunnen uitgroeien, want elders in Vlaanderen werden de meeste kleiputten achteraf opgevuld als stortplaats voor allerlei afval.
Het kan gek klinken, maar in feite is dat voor een deel te danken aan de Internationale Motorcross der Gelaagputten die sinds 1950 op Pinksterzondag werd georganiseerd, aanvankelijk deels buiten de Gelaagputten, en vanaf 1969 met start en aankomst in de Gelaagputten. Om dit gebied droog te houden, zowel voor de ontginning als voor de motorcross, werd een pompstation gebouwd in de oudste kleiput, en via een grachtenstelsel werd regenwater opgepompt naar de Cedronbeek die achter het station loopt.
De motorcross werd nog georganiseerd tot 1982, maar omdat de kleiontginning was stopgezet en omdat de kosten voor het onderhoud van de pomp en voor het organiseren van een wedstrijd met topcrossers te hoog opliepen, werd toen de handdoek in de ring gegooid. Een vastgoedbedrijf kocht het ganse domein op, ontwikkelde er de Gelaagwijk op en schonk de putten aan de gemeente om als groengebied te behouden.
Pioniersvegetatie
Intussen kon de natuur vanaf een kale kleibodem haar gang gaan, en in 1981 werd het Steengelaag beschermd als landschap. Wat het Steengelaag uniek maakt als natuurgebied is dat je daar de natuurlijke evolutie goed kan waarnemen. De eerste planten die op een kale bodem groeien noemt men een ‘pioniersvegetatie’, en in de jongste kleiput waar de excavateur nog staat is dat lang te merken geweest, en op sommige plaatsen waar veel gelopen wordt zie je dat nog.
Geleidelijk aan vestigen zich grassen en andere bloeiende planten en gaat de pioniersvegetatie over in een grasland, dat nu nog te merken is aan de kant van de IJzerhandstraat waar de tweede jongste kleiput ligt. Laat je in een grasland de natuur haar gang gaan, dan vestigen zich geleidelijk aan struiken, de zogenaamde ‘zoomvegetatie’, te vinden in het bos waarin de bunker staat. Tenslotte beginnen er bomen op te groeien en ontstaat de ‘mantelvegetatie’, die te vinden is in de oudste kleiput. De kruinen van de bomen vouwen zich als het ware als een mantel over de andere planten. Wanneer oude bomen in het bos afsterven, krijgen jonge scheuten voldoende licht om opnieuw uit te groeien tot boom en zo blijft een bos zichzelf in evenwicht houden.
Eigenaardigheden…
Maar wat dan met de grote vijver van 5 hectare? In tegenstelling tot de natuurlijke evolutie van een bodem tot bos, heeft een vijver een heel eigen ecosysteem dat zichzelf in stand houdt. In het Steengelaag werd die tijdens de activiteit van de steenbakkerij gebruikt als waterreservoir dat nodig was voor het vormen van de stenen. In de vijver zit een stuw naar het achterliggend bos, dat via een grachtenstelsel verbonden is met de – enkele jaren geleden vernieuwde – pomp.
En in dat achterliggend bos, bovenop een heuvel, vind je na enig speuren een bunker uit de eerste wereldoorlog, verscholen tussen de bomen. Nu, die heuvel is niet echt een heuvel maar is het oorspronkelijke niveau van een weiland. Alle klei rond de bunker is weggegraven na de eerste wereldoorlog en zo lijkt het alsof de bunker hoger staat. Elders in Stekene en Kemzeke vind je nog een aantal van deze zogenaamde ‘manschappenbunkers’ uit de Hollandstellung, een verdedigingslinie die de Duitse troepen hadden gebouwd om mogelijke invallen vanuit het toen neutrale Nederland op te vangen. De bunker is sedert 2015 als monument beschermd erfgoed. Nu is de bunker een thuis voor enkele soorten vleermuizen, en avontuurlijke jongeren beklimmen graag de gladde kleiheuvel om tot daar te geraken.
Groeiende biodiversiteit
Sedert 1997 is het gebied erkend als natuurreservaat, en het beheer heeft de gemeente via een beheerovereenkomst overgelaten aan vzw Natuurpunt. Zij hebben een grondige inventarisatie uitgevoerd waaruit blijkt dat door de verscheidenheid aan biotopen (hooilandjes, water, bos,…) de soortenrijkdom erg groot te noemen is. Bij de planten springen enkele orchideeënsoorten in het oog en ook een klein varentje, de addertong, is opmerkelijk.
Maar ook het dierenrijk is goed vertegenwoordigd in alle categorieën, van kleine insecten tot zoogdieren en diverse soorten staan op de Rode Lijst van kwetsbare of in gevaar zijnde dieren. Onder andere voor libellen, waarvan maar liefst 23 soorten voorkomen is het Steengelaag een interessant gebied. En wil je eens een nachtegaal horen zingen, dan moet je in april-mei nabij de oudste kleiput gaan luisteren. Hij zingt zowel ’s nachts (om zijn naam hoog te houden) als overdag.
UNESCO Geopark
Vorig jaar werd het Steengelaag opgenomen als één van de 40 geosites in het door UNESCO erkende Global Geopark Schelde-Delta omwille van de relicten van kleiontginning op de cuestarug van het Waasland, met de aanwezige doorsnede van de lagen van de Boomse klei. Dit UNESCO Geopark is een grootschalig initiatief dat over 3 Vlaamse en 2 Nederlandse provincies uitgespreid is. Dit biedt in de toekomst kansen om het Steengelaag op de internationale kaart te zetten als uniek natuurgebied.
Je kan hier op de wandelpaden of op een bankje rustig komen wandelen of joggen in volle natuur, midden in het centrum van de gemeente. Waar vind je dat nog?