Palpitations heette zijn tentoonstelling dit voorjaar in Brussel. Locatie: galeria Jaqueline Martins. Expo’s in Lissabon, Marseille, Phoenix-Arizona, ….aankopen door verzamelaars wereldwijd en musea in L.A., Dr. Guislain in Gent of MuZee te Oostende vertellen dat ‘onze Stekenaar’ niet van de minsten is. ‘Mijn werk heeft meer gereisd per vliegtuig of boot dan ik’, lacht Jan.
Welke weg ben jij gegaan?
Als student vond ik moeilijk mijn weg in het klassieke leercircuit. Gelukkig had ik begripvolle ouders en switchte vanaf mijn 15de naar de Antwerpse Academie. Succes valt niet uit de lucht. Kunstenaar zijn en ervan kunnen leven is niet vanzelfsprekend. Nog minder heden ten dage, er is zo overdonderend veel beeldmateriaal op sociale media. De opdracht is je eigen weg te vinden en jezelf trouw te blijven, een eigen universum te scheppen.’
‘Regelmatig werk is er gekomen na een vrije sollicitatie bij Humo. Ik had enkele cover-ontwerpen naar Guy Mortier gestuurd en mocht op gesprek komen. Dat gesprek was heel kort: ‘Ok, ik zie dat je goeie ideeën hebt, ik geef je een onderwerp: Maurice De Wilde én een verwijzing naar Kuifje want daarover zit een bijlage bij deze Humo. Deadline: 4 dagen. Succes!’
‘5 Mei 1988 verscheen deze opdracht als mijn eerste Humo-cover. Fier als een gieter kocht ik drie exemplaren, één extra voor mijn ouders, één voor mijn vrouw Chris die toen hoogzwanger was van Jaco, ons eerste kind. De kritisch-sociale onderwerpen, de ‘klik’ tussen mij en Guy Mortier deden de rest. Het was de start van een elf jaar durende samenwerking. In die beginjaren vielen enkele covers in de prijzen voor beste illustratie. Als zelfstandige breidde mijn werk zich uit naar kranten, met name de boekenbijlage in De Morgen, Het Standaardmagazine en het cultuurkatern in De Tijd , allen met wekelijkse JDM-prenten. Aldus leerde ik snel en beeldend werken in acryl op papier. De kortste deadline kreeg ik ooit om 11 uur ‘s avonds: tegen de volgende ochtend….Ik speelde het klaar. Die regelmatige opdrachten gaven me ook meer financiële zekerheid wat zeer welkom was. Momenteel werk ik rustiger in olie op doek of paneel. Aan de basis liggen nog steeds mappen met eigen of uitgescheurd fotomateriaal en schetsen of collagewerk.’
Zowel van wat ik in jouw werk zie als wat er in de pers over geschreven wordt komen dezelfde bewoordingen steeds terug. Verstilling, prettige eenzaamheid, alleen-zijn. Veel werken ademen iets dromerigs uit, ook melancholie en tristesse. Vooral een meesterlijke beheersing van het licht valt op. In je opdracht-werk zit vaak subtiele humor, een lach die niet cynisch of sarcastisch is maar tussenin, een grimlach, vrolijk maar toch wat pijnlijk tegelijk. In de vele boekcovers die je maakte slaag je er feilloos in de essentie van het verhaal in één afbeelding weer te geven.
Bij je laatste tentoonstelling word je moeiteloos in één adem genoemd met Tuymans en Borremans, hedendaagse Belgische top. Toch blijf je daar heel bescheiden onder?
‘Mijn werk moet spreken voor mij en ik leg de lat hoog. Het dromerige en melancholische zijn elementen die er blijkbaar steeds insluipen. Tegelijkertijd is eenzaamheid eigen aan het werk als kunstenaar. Heel veel tijd ben je alleen in je atelier. Maar dat is ook een noodzaak, een voorwaarde om kunst te laten ontstaan. De zelfgekozen eenzaamheid is nodig om een eigen wereld te creëren. Ik heb dat wel moeten leren hoor, het is iets waar ze je in de academie niet genoeg op voorbereiden.’
Ondertussen ben je internationaal bekend?
‘Galerij Zeno-X in Antwerpen was de springplank. Frank Demaegd, de zaakvoerder gaf me de kans. Hij maakte geen onderscheid tussen illustratie en vrij kunstwerk, wat uitzonderlijk is in die wereld. Voor hem moest een kunstenaar geen kermiskoersen blijven rijden maar internationaal gaan. Een leuke anekdote: In 2002 exposeerde ik in het gemeentehuis van Stekene. Tegelijk nam Zeno-X voor de eerste keer deel aan een gerenommeerde kunstbeurs in Amerika. Paniekerig telefoontje uit New York: ‘Jan, je bent daar toch niets aan het verkopen hé? Want ik ben hier net ook van die werken van je aan het verkopen via scherm…de belangstelling is groot.’
‘2014 was een sleuteljaar, een duo tentoonstelling met foto’s van Anton Corbijn liet een groter publiek ook mijn werk ontdekken. Na de recente sluiting van Zeno-X zit ik nu bij Jaqueline Martins, pas nog gefusioneerd en nu onder naam Martins en Montero met vestiging in Brussel en São Paulo-Brazilië.
Vrouwen…ze zijn zo mooi meneer…Het Crammerockmeisje dat jaarlijks de affiche siert is bij veel Stekenaars bekend, het blondje met een ‘kramme’ in een haarlok gevlochten. Vrouwen figureren vaak in je werk. Meestal heel sensueel, soms erotisch, bijna altijd omgeven door een sluier van mysterie. Het roept bij mij de songtekst op van Kevin Ayers :
May I sit and stare at you for a while? I’d like the company of your smile. You don’t have to say a thing. You’re the song without the sing….
Nog een laatste woordje over naar kunst kijken:
‘Het valt mij op hoe stereotiep mensen naar kunst kijken in musea als slaaf van hun audiogids die hen stuurt in het werk met details of fait-divers over het leven van de kunstenaar. Ze merken dan nog amper of het schilderij hen raakt of niet. Alsook de smartphone fotografie, ze hebben het werk op zak maar vergeten dat het lichtgevend prentje mijlenver staat van het origineel kleurpalet.’
Quote:
‘Het valt mij op hoe stereotiep mensen naar kunst kijken in musea als slaaf van hun audiogids die hen stuurt in het werk met details of fait-divers over het leven van de kunstenaar.’
Jan De Maesschalck