Je gooit ’s morgens een bol wol in de kamer en ’s avonds mag je een nieuwe sjaal of muts komen afhalen. We hebben het in aanloop naar het interview zelf geprobeerd zoals je kan zien op de foto. Welkom bij Petrus Ferket op kamer 148 van het woonzorgcentrum Philippus Neri te Sint-Pauwels.
Petrus mag dan wel in Sint-Pauwels verblijven, hij heeft in zijn lange leven in een behoorlijk aantal Stekense woonkernen gewoond. ‘Ik ben op 19 juni 1927 geboren in Koewacht. Mijn ouders waren boeren en heb daar als kleine jongen tot mijn 14 jaar gewoond. Later woonde ik nog in de Boswegel in de Hellestraat en in de Kemzeekse Nationalestraat.’
‘Daarna ben ik samen met mijn vrouwtje Maria naar het rusthuis gegaan, bij voorkeur in Sint-Pauwels maar daar was geen plaats voor twee. Noodgedwongen naar Sinaai tot er toch plaats vrijkwam in Sint-Pauwels. Jammer genoeg heeft mijn vrouwtje dat niet mogen meemaken, ze overleed drie dagen voor de verhuis. Maar ik ben hier nu goed, heb een mooie kamer van waaruit ik over de velden heen de kerk van Kemzeke zie staan en de mentaliteit is hier ideaal. Een pak beter dan in Sinaai.’
Mutsen, dekens, handschoenen..
Maar hoe begint een man in godsnaam te breien? ‘Heel simpel, we waren vroeger met vier jongens en vier meisjes. Van zodra het donker werd begonnen de meisjes te breien. Ik keer ernaar, was meteen geboeid en heb dan maar meegedaan. Nu zijn we bijna 90 jaar verder en brei ik nog alle dagen: dekens, mutsen, handschoenen, beenverwarmers en zelfs truien met kabels. Uit het blote hoofd, zonder patroon. Een dag zonder breien is een slechte dag, ik heb de breiziekte.’
Om te breien heb je natuurlijk wol nodig. ‘Iedereen weet dat hier en wie wol heeft brengt die gewoon voor mij mee. Altijd welkom! Lang moet je meestal niet wachten, als je een muts wil kan je die na een paar uur al komen afhalen. Let op: ik heb ook nog tijd voor andere zaken. Zo ga ik een keer of drie per week hier nog kaarten maar als ik terug in de kamer kom van het kaarten of van de kine is mijn breiwerk toch het eerste waar ik naar kijk.’
Kermis in Stekene
Petrus blikt terug op een mooi maar bewogen leven. ’80 jaar geleden was Stekene pas bevrijd door de Polen, toen was het iedere zondag kermis in Stekene. Ik was 17 en had twee oudere maten van 19 en 20, die sleepten me overal mee naartoe. Zo ontmoette ik ook Adrienne Van Buynder, ze woont hier nu ook in het rusthuis en wordt in april 100. Ik probeerde haar te kussen maar ik kreeg een slag vol op de kaak.’
‘In 1952 trouwde ik met Maria Heirwegh, mijn eerste lief, dik tegen de goesting van haar moeder. We kregen drie kinderen waaronder een tweeling na pas zes maand zwangerschap. Door problemen bij de geboorte werd de eerste zoon in Kemzeke geboren en voor de tweede zoon moesten we uitwijken naar het hospice in Stekene. Nadien moesten ze nog drie maand in de couveuse. Nadien volgde er nog een dochter. Jammer genoeg is één van de zonen intussen overleden. Maar ik heb twee prachtige kleindochters (de vele mooie foto’s in de kamer bevestigen dat heel zeker), ondertussen ook dertigers die eigenlijk de ganse tijd bij ons in Kemzeke verbleven omdat de ouders werkten. We namen ze mee op uitstappen door gans België. Zij hebben me ook drie schattige achterkleinkinderen geschonken.’
‘Ondertussen heb ik twee prothesen en een aantal operaties achter de rug. Het is een wonder dat ik nog leef want ik heb ook hard gewerkt. Eerst in de bouw bij Van Laere in Burcht, een heel avontuur met bus en trein. Daar werkte ik in een torenkraan maar toen we telkens voor één of twee weken naar Wallonië moesten hoefde het voor mij niet meer. Nadien bij Opel, General Motors, op de Luchtbal in Antwerpen. Een nog grotere uitdaging met bus, trein en tram maar ik ben daar toch gebleven tot mijn pensioen op mijn zestigste. En nu geniet ik hier van mijn oude dag’, besluit Petrus.
Quote:
‘Een dag zonder breien is een slechte dag.’
Petrus Ferket