ALS er al een lijstje van Stekense dorpsfiguren zou bestaan, dan stond Julien Janssens er ongetwijfeld tussen. Hij geniet op zijn 78ste van een welverdiend pensioen en ruilde de Stekense dorpskern voor de rustige Kemzeekse muziekwijk.
‘Ik was 63 toen ik in 2008 op pensioen ging. Voordien stond ik in Stekene bekend als De Snelkapper. Het moest allemaal niet langer duren dan echt nodig, niet babbelen maar knippen was de boodschap. Niet iedere klant had interesse in een gesprek. Met mensen die ik persoonlijk kende lag dat anders maar klanten die ik niet kenden waren niet altijd gediend met een oppervlakkig gesprek. Ik had die regel geleerd bij de drie bazen waar ik werkte voor ik zelf mijn salon opende.’
Gesproken dagblad
‘Een coiffeur was vroeger het gesproken dagblad van het dorp. Vooral roddels werden er rondgestrooid. Bij sommige kappers zoals bij ’t Schoonweer op de markt kon je ook nog pinten drinken. Ik heb dat nooit willen doen, de combinatie van café en coiffeur. Nu zie je bij veel kappers dat je daar een koffie aangeboden krijgt maar dat was vroeger zeker niet de gewoonte.’
Pinnekesdraad
‘Mijn eerste job was in Antwerpen bij coiffeur Louis Verstraeten, die reeds op zijn 42ste zou overlijden. Hij had een salon in de Kasteelpleinstraat in de buurt van de gevangenis en het gerechtsgebouw. Gaston Berghmans was daar klant. Nadien in Sint-Niklaas, bij De Wolf in de Stationsstraat en tenslotte op het toenmalige Kardinaal Mercierplein, de huidige Houtbriel, bij coiffeur Pierre De Cock. Freddy Willockx die later burgemeester zou worden kwam daar ook. Zijn haar was precies pinnekesdraad. Dat kon niet roesten.’
1000 frank
‘Tussendoor heb ik vanaf 1965 ook het land gediend. Ik verdedigde het vaderland in Mechelen en nadien in het Duitse Bensberg. Daarna ging ik op stage bij coiffeur De Loor recht tegenover de Boerentoren in Antwerpen. Maar die betaalde niet genoeg, met slechts 1000 frank per week sprong je ook in 1966 niet ver.’
Houten paard
‘In 1970 ben ik dan in Stekene begonnen, 38 jaar lang rechtover de optiek van Veronique Vercruysse. Ik had wel een diploma van dameskapper maar verkoos om enkel heren en kinderen te doen. Wassen, drogen en knippen. Ik had een houten paard op een soort buizenstelsel gekocht. Daar konden de kinderen op zitten maar sommigen hadden de neiging om echt te gaan paardrijden. Het is moeilijk knippen als ze niet stilzaten. Na afloop konden ze dan een speelgoedje kiezen, ik had een rieten mandje gekocht in een joodse winkel in de Pelikaanstraat. Daar konden ze dan in rommelen en een kleinigheid kiezen.’
Einde
‘In 2008 ben ik gestopt. Het huis werd verkocht en afgebroken, nu staan er appartementen. Ik heb daar nooit gewoond, het was het huis van mijn ouders. Mijn vader was tijdens de oorlog in het verzet en werd later politieagent in Stekene. Zelf woonden we altijd in de Polenlaan.’
Leeglopers
‘Ik heb de supportersclub van Stekene Sportief opgericht in het lokaal bij ‘De Poezen’. Ik ging naar de thuis- en uitwedstrijden en organiseerde mee de gouden schoen. Eens op pensioen ging ik in Nederland vissen. Maar het vismateriaal is niet meer te betalen en de reglementeringen zijn zo streng geworden. Nu moet je ook al een vergunning hebben om de pieren op het strand te steken. Je weet wel, die leeglopers, die herken je aan het hoopje zand op het strand. We gingen toen altijd met de overzetboot naar Walcheren.’ En nu? ‘Geen hobby’s meer, alleen nog heel vaak een koffietje gaan drinken bij Broodtique’, besluit Julien.
Kaderstuk: zilveren munten
Julien kwam ook in het nieuws met het verhaal van de zilveren munten maar zelf relativeert hij dat wel. ‘Mijn kozijn Robert Verberckmoes had 110 zilveren munten uit de middeleeuwen gevonden op de hoek van de Regentie- en de Kleine Dauwstraat. Ik heb er daar één van gekregen en aan d’Euzie geschonken om te bewaren. Die hebben dat in hun blad van juni 2009 uitvoerig beschreven.’
Foto van de munten: met dank aan d’Euzie.